icon-phone arrow icon-search mail pinterest google-plus facebook instagram twitter youtube linkedin

Slachtoffers WO II, Surhuisterveen

In de Feanster Toer is een gedenksteen aangebracht waarop de namen staan van de slachtoffers uit Surhuisterveen afkomstig uit Surhuisterveen. Elk jaar wordt op 4 mei tijdens de dodenherdenking door verschillende instanties en nabestaanden een krans gelegd. De namen van de drie slachtoffers luiden:

Frans Dalstra, Sietze Gjaltema en Taeke Schuilenga

Frans Dalstra werd geboren op 13 april 1902 te Surhuisterveen. Voor 1940 was de grondwerker actief lid van de communistische partij. Tijdens de Tweede Wereldoorlog weigerde hij voor de bezetter op het Leeuwarder vliegveld te gaan werken en dook onder. Zijn verzetsactiviteiten bestonden hoofdzakelijk uit het verspreiden van de illegale bladen Het Noorderlicht en De Waarheid. Samen met kapper Piet Keverkamp uit Houtigehage was hij verantwoordelijk voor een tamelijk groot verspreidingsgebied.

Dalstra werd als gevolg van verraad gearresteerd toen hij op 22 januari 1941 zijn ouders bezocht. Hij werd naar het Huis van Bewaring in Groningen vervoerd. Via kamp Amersfoort werd hij in juli 1941 naar het concentratiekamp Buchenwald gedeporteerd. Op 15 juli 1942 stierf de 40-jarige Dalstra in de steengroeven van Gross-Rosen.

Sietze Gjaltema werd geboren op 25 mei 1920 in Surhuisterveen. Hij was werkzaam in de landbouw. In september 1944 ontmoette hij Jan Gjaltema uit Opende (Groningen). De twee mannen waren echter geen familie van elkaar. Jan vroeg of Sietze met hem mee wilde gaan naar Tolbert, waar hij geld ging halen bij iemand met wie hij een handeltje had gedaan. De koper bleek een NSB'er te zijn, die weigerde te betalen. Toen de mannen het huis van de NSB'er verlieten, heeft Jan enkele kledingstukken van de kapstok meegenomen als 'aanbetaling' voor zijn verkochte goederen. Vervolgens heeft de NSB'er de Landwacht gebeld, die de Gjaltema's onderweg opwachtte.

Terwijl Jan vluchtte, schoot hij op zijn belagers. De Landwachters zetten de achtervolging in, maar konden hem niet meer te pakken krijgen. Sietze werd meegenomen naar de marechausseekazerne in Marum (Groningen). Via het Scholtenhuis in Groningen werd hij naar het kamp Westerbork in Drenthe getransporteerd. Hier werd hij op 12 oktober 1944 met 17 andere gevangenen gefusilleerd. Zijn stoffelijk overschot werd gecremeerd en de urn werd bijgezet op de Algemene begraafplaats Esserveld in Groningen.

Taeke Schuilenga werd geboren op 29 oktober 1878 te Surhuisterveen. Hij was mede-oprichter van de Spaar- en Voorschotbank en directeur van de plaatselijke beschuitfabriek. Op 4 november 1943 werd hij door de bezetter bij Oosterwolde gefusilleerd. Hij ligt begraven op de Algemene begraafplaats in Surhuisterveen.

                         

Taeke Schuilenga

Beschuitfabrikant, gefussilleerd tijdens WOII.

Surhuisterveen - Die ochtend, eind oktober 1943, wordt de zoon van Pier Nobach, fanatiek NSB'er in een mistig weiland tijdens het melken doodgeschoten. "Wat zullen de gevolgen zijn", schrijft Jan-Djoerd Schuilenga op 29 oktober bezorgd in zijn dagboek. "We mogen blij zijn dat 't over de provinciale grens is gebeurd." Die grens biedt weinig bescherming, zal de familie Schuilenga al gauw merken.

Schuilenga is in de oorlogsjaren een begrip in het Friese Surhuisterveen en omgeving. De tak waartoe Jan-Djoerd behoort, heeft er een houthandel. In hetzelfde dorp staat de beschuit-, koek en banketfabriek die zijn broer Taeke heeft opgebouwd. Taeke Schuilenga, geboren in Surhuisterveen in 1878, was "een beetje opstandig type", vertelt zijn kleinzoon, nu 62 jaar en vernoemd naar zijn pake."Hij heeft, zeker voor die tijd, vrij veel gereisd. Hij is bakkersknecht geweest in een beschuitfabriek in Antwerpen, daarna in Amsterdam." In 1906 trouwt Taeke met Engeltje Bos. Omdat zij graag in Surhuisterveen wil wonen, beginnen ze daar een bakkerswinkel, "De Bijenkorf". De beschuiten zijn een succes, de familie gaat ze ook via andere bakkers en kruideniers verkopen, tot in Zeeland toe.

De Bijenkorf heeft in 1922 een T-Ford; in 1935 zijn er al zes auto's. De fabriek groeit en Schuilenga wordt een man van aanzien. Hij heeft nevenfuncties, onder meer bij de Vereniging van Bakkers, bij het Plaatselijk Belang en bij de Cooperatieve Spaar- en Leenbank. Het gezin Schuilenga telt inmiddels tien kinderen, die allemaal helpen in het bedrijf. Kort voor de oorlog - in april 1940 - overlijdt de echtgenote van Taeke, Engeltje.

Als de oorlog uitbreekt, laat de familie duidelijk haar anti-nazistandpunt merken."Vanuit gereformeerde overtuiging was daar geen twijfel over", zegt kleinzoon Taeke. "Pake was een vrijheidslievend man, erg gekant tegen onrecht." Als de jongelingvereniging van de kerk moet stoppen, worden alle bijbels en boeken van de consistorie verborgen in beschuitkisten op de grote zolder van de fabriek. De vereniging komt daar voortaan bijeen.

Taeke krijgt in 1941 een boete wegens trouw aan het 'voormalige' koningshuis. Twee van zijn zoons, en zijn jongste dochter Ettje, dan 19 jaar oud, zitten enige tijd vast in het huis van bewaring in Groningen. Zijn broer, dagboekschrijver Jan-Djoerd, zit vanaf juli 1943 vast. Het lukt Taeke om hem in september vrij te krijgen. Bij thuiskomst staat er een enorme Schuilenga-taart voor Jan-Djoerd. Zeer kunstig gegarneerd, met een gevangenispoort erop, en ik op klompen daaruit stappend. Dat meerdere Schuilenga's vastzitten, brengt de Duitsers in verwarring. Harm Schuilenga, tot drie jaar concentratiekamp veroordeeld, wordt per ongeluk vrijgelaten. Hij duikt onder, maar bezoekt later voor de fabriek nog steeds klanten.

De 29ste oktober 1943 zijn verzetsmensen op weg om Pier Nobach, de "duivel van het Westerkwartier", te vermoorden. Vlakbij diens huis, stuiten ze op zijn zoon Herman. Later schrijft Jan-Djoerd: "Nobach was zoo verontwaardigd over 't doodschieten van zijn zoon, dat hij met een revolver op de Groninger bussen en op voorbijgangers begont te schieten. Aan den avond werden hem de wapenen ontnomen."

Vijf dagen later volgt de werkelijke wraak. In de ochtend van 4 november wordt Taeke Schuilenga door drie man opgehaald en naar het Scholtenshuis gebracht, het Groningse SD-hoofdkwartier. Dezelfde avond wordt hij meegenomen in een auto. Tussen Oosterwolde en Veenhuizen houdt het stil. Bij een afgelegen boerderij slaan de honden aan. Een dag later wordt Taeke Schuilenga, 65 jaar, verborgen onder bladeren, door een arbeider ontdekt. Schuilenga is zonder vorm van proces door het hoofd geschoten. Die dagen is ook Gerrit Beukema, gemeentesecretaris te Grootegast, omgebracht.

De verontwaardiging in Surhuisterveen over de dood van de beschuitfabrikant is groot. Onder enorme belangstelling wordt Taeke Schuilenga begraven. "Van de straat tot het kerkhof stond het vol", zegt kleinzoon Taeke. "Dit heeft in het dorp diepe indruk gemaakt." "Er waren meer dan duizend mensen", zegt kleinzoon Allard (60). Hun grootvader is om drie redenen vermoord, denken Allard en Taeke. Omdat hij een vooraanstaand dorpeling was, openlijk anti-Duits en misschien ook omdat hun Pake en Pier Nobach elkaar van school kenden. "Zij wisten heel goed dat ze er zo verschillend over dachten."

Na de dood van hun vader, vormen drie zoons de directie van De Bijenkorf. Zij zijn het niet altijd eens. Het bedrijf gaat begin jaren zeventig ten onder. Kleinzoon Allard bezit nog een oranje-gouden beschuitbus van De Bijenkorf. Van zijn pake zijn "relikwieen" bewaard: een hoed-met-kogelgat, bebloede eikenbladeren en een gesteven boordje en bril, ook met bloedspatten.
Op de plek waar hij werd gevonden, een eikenlaantje in het "Tiesinga-bosje", klinkt vaag het verkeer op de achtergrond. Het monument is schoon, zonder mos.

Elk jaar op 4 mei organiseert de gemeente in de ochtend een herdenking. De familie komt er jaarlijks rond 4 november bijeen. "We bezoeken het monument, maken een wandeling en praten met z'n allen na in een cafe-restaurant", zegt zijn kleinzoon. "Voor de kinderen van Taeke is het altijd een dramatisch gedenken gebleven. Voor ons is het nu socialer: elkaar als familie treffen."

Bron: Helene Butijn DE GIDS 15 Tien monumenten
 

Frans Dalstra

Het Noorderlicht (krant) Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Het Noorderlicht was een illegale communistische krant die werd gestencild in een oplage van 100-300 exemplaren en een paar maal tijdens de oorlogsjaren 1940-1941 werd verspreid in Noord-Nederland. Het ontstaan van het Noorderlicht is rechtstreeks verbonden met het besluit op 15 mei 1940 van het partijbestuur van de Communistische Partij van Nederland (CPN) om een ondergrondse organisatie op te richten. Het verbod op 27 juni 1940 van de Duitse bezetter om de communistische krant het Volksdagblad te verbieden omdat het zich niet aan de censuur hield en het verbod op het voortbestaan van de CPN op 20 juli 1940 hebben het verschijnen versneld. Als illegale opvolger van Het Volksdagblad verscheen in november 1940 De Waarheid. Als regionale edities van De Waarheid verschenen tegelijkertijd kranten als De Vonk, Tribune, Het Compas en het Noorderlicht. Deze laatste verscheen voornamelijk in Groningen en Friesland en werd vanuit de stad Groningen opgezet door Jan Herder die door de CPN was aangewezen als instructeur bij het opbouwen van een illegale organisatie in het noorden van Nederland.

Hoofdartikelen werden in Amsterdam geschreven onder verantwoordelijkheid van de centrale leiding van de CPN en via koeriers en koeriersters door het hele land verspreid, waar de tekst ter plaatse op stencil werd gezet en verspreid.
Van de wederwaardigheden van het Noorderlicht in Friesland is het volgende bekend: Voor de verspreiding het Noorderlicht in Friesland werden drie groepen gevormd. De eerste bestond uit Martin Beuving, bouwvakker en gemeenteraadslid in Leeuwarden voor de CPN; Jan Weistra, 25 jaar, CPN-er en loodgieter uit Leeuwarden; Dirk Faber, 41 jaar, christelijk en timmerman uit Leeuwarden, Fedde de Groot uit Leeuwarden, 20 jaar en lid van de Nederlands Jeugdfederatie; Corrie van der Meulen uit Leeuwarden, 20 jaar en lid van de Nederlandse Jeugdfederatie; Eds van der Heide, 32 jaar, monteur uit Leeuwarden, partijloos, en zijn vrouw Klaaske, lid van de CPN.

Een twee verspreidingsgroep bestond uit Jacob de Wacht, 42 jaar, bouwvakker en CPN-er uit Leeuwarden; Foppe Schipof, 42 jaar, vrijbuiter en negotieverkoper uit Leeuwarden; Harry Tulp, 32 jaar, lid van de CPN en vertegenwoordiger; Jacob de Rook, 51 jaar, visroker uit Lemmer en lid van de CPN.

Tot de derde groep, de zogenaamde Houtigehagegroep, behoorden Frans Dalstra uit Surhuisterveen, 39 jaar, transportarbeider en lid van de CPN; Piet Keverkamp, 33 jaar, kapper in Houtigehage, katholiek (die bij zijn arrestatie in 1941 tegen zijn vrouw zei: “Nee ik hoef mijn jas niet aan, ik ben zo terug.”); Siebe Bos, 32 jaar, voerman en lid van de CPN.

Toen de Noorderlichtgroep in Groningen in februari 1941 werd opgerold werd het Noorderlicht op 5 maart 1941 voor de eerste en laatste maal in Leeuwarden gemaakt in de Insulindestraat bij Eds en Klaaske van der Heide en van daaruit verspreid. Kort daarna werden vrijwel alle medewerkers gearresteerd. In Groningen werden ongeveer 55 mensen van de Noorderlichtgroepen gearresteerd en naar concentratiekampen gevoerd. Slechts een klein deel daarvan heeft het er levend van afgebracht.